
De Poolse bevrijders wier namen staan op de plaquette van de kerk in Nieuwolda
‘’De oorlogsvlam maakt dat de menschen als verscheurende dieren tegenover elkaar staan.’’
Aan de westgevel van de hervormde kerk van Nieuwolda hangt een duidelijk zichtbare plaquette: witte letters op een zwarte ondergrond.
Door Cees Stolk, april 2025
Vijf namen vermeldt de gedenkplaat, Alfred Czesny, Jan Dobras, Leon Gajdzik. Augustyn Grutza en Brunon Stolp, viif Polen die in de nadagen van de oorlog in Noord-Nederland tijdens de opmars van de geallieerden het leven lieten. Voor altijd staan hun namen in de herinnering gegrift of zoals het bijschrift luidt: ‘Zolang een naam nog bestaat wordt een mens niet vergeten.’
Met speciale dank aan Menso Bult voor het maken van de trap in de bunker.
Poolse bevrijders sneuvelen in Nieuwolda, Oostwold en ‘t Waar
Alle vijf sneuvelen een paar dagen voor de bevrijding. Leon Gajdzik (22 jaar) in Nieuwolda, Jan Dobras (39 jaar) in ’t Waar, Alfred Czesny (22 jaar) in Zuidlaren, Augustyn Grutza (19 jaar) in Oostwold en Brunon Stolp (31 jaar), ook in Nieuwolda.
Op de plaquette staat bij laatstgenoemde Meppen (Dld), maar daar is hij later begraven. Wie waren die mannen die ver van huis hun leven gaven voor vrede en veiligheid?


Jan Dobras
Van een van hen, Jan Dobras (1905), is iets meer bekend dan zijn naam. Hij groeit op in het dorp Raduczyce in het zuidoosten van Polen, ten noorden van Krakau. Een armoedige streek van keuterboertjes en een machtige katholieke kerk die zich alleen bekommert om het zielenheil van de bevolking en geen oog heeft voor de bittere armoede van de gelovige schare.
Vanwege die nooddruft emigreren veel Polen nog voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog westwaarts, naar de Verenigde Staten, maar ook naar Frankrijk om daar te werken in de kolenmijnen. Zelfs in Luimburg strijken Poolse mijnwerkers neer.
Ook Jan Dobras verlaat het land maar dat heeft een trieste reden. Zijn vrouw sterft in 1932 en een jaar later ontmoet hij iemand die in Frankrijk als schilder werkt en hem aanmoedigt ook te vetrekken. Voor Jan geen moeilijke keuze. Hij heeft kind noch kraai, verkoopt zijn huisraad en settelt zich op 28-jarige leeftijd, ergens in Frankrijk. Waar is onbekend.
Het Poolse leger
In de jaren daarna wijken meer Polen uit, vooral als Hitler op 31 augustus 1939 Polen binnenvalt. De Poolse regering gaat in ballingschap in Frankrijk en formeert onder leiding van toen generaal Sikorski een leger van ruim 100.000 man. Na de inval van de Duitsers sluiten de Polen sluiten zich aan bij het Frans verzet maar 17 juni 1940 geven de Fransen zich over en vluchten de Polen alle kanten op. Via de Pyreneeën en Spanje komt het merendeel aan in Engeland waar zij zich melden bij de geallieerden.
Dobras is één van hen. Vrijwillig gaat hij in het verzet en wordt ingedeeld bij een internationaal bataljon. Als Noorwegen verzeild raakt in de Tweede Wereldoorlog vertrekt zijn bataljon naar Schotland om vandaar uit de Noren te helpen de Duitsers te weerstaan. Zij aan zij vechten de Polen met de Engelsen om Narvik te verdedigen maar het blijkt een hopeloze strijd. Op het slagveld laten 79 Poolse strijdmakkers van Dobras het leven en dus keren de Polen op een Brits schip terug, niet naar Schotland maar naar Frankrijk, naar St. Malo, naar Bretagne om daar de strijd voort te zetten.
De Polen leveren slag bij Duinkerken maar delven met hun Franse en Engelse collega’s het onderspit. Zij keren halsoverkop terug naar Engelse bodem. De spectaculaire evacuatie naar het thuisland is later meermalen verfilmd en te boek gesteld. In mei/juni 1940 halen de Engelsen een huzarenstukje uit door bij Duinkerken bijna 350.000 soldaten in schepen overzee te evacueren. Alles wat kan drijven in Zuid-Engeland wordt gemobiliseerd: oorlogsbodems, handelsschepen, kotters, zeilboten enzovoort. Honderden ‘little ships’, die zich nog nooit meer dan een paar mijl van de kust hadden gewaagd, nemen deel aan dit avontuur.

Een wereldreis langs de slagvelden
In de komende vijf jaar van de oorlog maken Dobras en zijn Poolse kameraden een ‘wereldreis’ langs de slagvelden. Hun opleiding krijgen zij eerst in het Schotse Lanark vlakbij Glasgow. Nog voor de invasie juni 1944 in Normandië stort het vliegtuig van generaal Sikorski neer in zee. Als nieuwe bevelhebber wordt kolonel Stanislaw Maczek benoemd. Hij zal degene zijn onder wiens leiding de Polen Nederland bevrijden. In totaal hebben 200.000 Polen meegevochten aan geallieerde zijde.
De Polen mengen zich in de strijd als zij aan het eind van de oorlog in juli 1944 landen in Normandië waar de Amerikanen en Engelsen al met een grootscheepse invasie Europa willen bevrijden. Hevige gevechten vinden plaats op Frans grondgebied. In Normandië laten 2000 Polen het leven. Maar ondanks dat enorme verlies stomen de geallieerden door naar België en in september bereiken zij de grens met Nederland en leveren slag in Zeeuws Vlaanderen en daarna in Noord-Brabant. In Breda houden de geallieerden halt en komen even op adem. Ook Jan Dobras ’geniet’ van die pauze voordat hij aan zijn laatste reis begint naar Noord-Nederland.
Samenwerking Canadezen en Polen
Begin april 1945 sluiten de Polen zich onder leiding van de legendarische generaal Stanislaw Maczek aan bij het 2e Canadese leger en gaan op weg naar het Noorden. Via Emmen bereiken zij op 11 april Ter Apel en twee dagen later komt Winschoten in het vizier. Op zondagmorgen 15 april formeert de groep zich bij schitterend lenteweer bij Noordbroek en wil via Nieuw-Scheemda en Nieuwolda doorstoten naar Delfzijl.
Bevrijding Nieuw-Scheemda en ’t Waar
Jan Dobras nadert met een tankeenheid het tweeling dorp Nieuw-Scheemda en ’t Waar. De bevolking is euforisch. De dorpelingen hollen naar buiten om de bevrijders te verwelkomen maar omstreeks een uur of negen treft een vuurregen het dorp en ook de bevrijders. Het konvooi wordt verrast. Vier dorpelingen onder wie een kind van negen jaar zijn slachtoffers van het geschut vanuit de kustbatterij bij Fiemel, Jan Niewold (49), zijn broer Hendrik (47), smid Kraaijema (42) en het 9-jarig jongetje Jan Hartman en Jantje Hofman (49) die bij de familie Hartman logeert.

Bevrijding Nieuw-Scheemda en ’t Waar
Jan Dobras nadert met een tankeenheid het tweeling dorp Nieuw-Scheemda en ’t Waar. De bevolking is euforisch. De dorpelingen hollen naar buiten om de bevrijders te verwelkomen maar omstreeks een uur of negen treft een vuurregen het dorp en ook de bevrijders. Het konvooi wordt verrast.
Vier dorpelingen onder wie een kind van negen jaar zijn slachtoffers van het geschut vanuit de kustbatterij bij Fiemel, Jan Niewold (49), zijn broer Hendrik (47), smid Kraaijema (42) en het 9-jarig jongetje Jan Hartman en Jantje Hofman (49) die bij de familie Hartman logeert.
Dodelijk getroffen
Ook korporaal Jan Dobras wordt dodelijk getroffen. Hij is op slag dood, zijn kameraad Alfred Czesny (22 jaar) is zwaargewond en overlijdt twee dagen later in Zuidlaren in een veldhospitaal. Leon Gajdzik (1922) overleeft de vuurzee maar sneuvelt op 19 april alsnog bij de bevrijding van Nieuwolda. De Polen groeperen zich bij de boerderij van nu Udo Roelofs. Soldaat Gajdzik gaat op verkenning uit langs het Termunterzijldiep richting Scheve Klap. Maar halverwege doodt heftig artillerievuur van de Duitsers hem. Brunon Stolp sterft ook in Nieuwolda, op 18 april ‘’aan het kanaal’’ zoals, de Poolse oorlogsgravenstichting vermeldt.

Augustyn Grutza
Zijn kameraad Augustyn Grutza (1926) komt een dag eerder om het leven in Oostwold. Aanvankelijk worden de Pools bevrijders ter plaatse ter aarde besteld maar later krijgen zij een laatste rustplaats op het ereveld in Breda.

Generaal Maczek
Generaal Stanisław Maczek onder wiens commando de bevrijders staan, overleeft.
Hij wordt op 102-jarige leeftijd in 1994 overeenkomstig zijn wens bij zijn mannen in Breda begraven.
’t Waar
In het dorp ’t Waar komt de dood van vijf dorpelingen hard aan. Schrijver en dichter Wiert Jacob Eelsema, zelf afkomstig uit ’t Waar, maakt de tragiek van dichtbij mee. Hoewel hij tijdens de laatste dagen van de oorlog in Hoogezand verblijft, keert hij vanwege het dreigend oorlogsgeweld echter terug naar zijn geboortedorp, niet wetende dat daar juist de strijd in alle hevigheid ontbrandt en dat Hoogezand ongemoeid wordt gelaten. Hij is getuige van de felle gevechten en houdt een dagboek bij dat hij later in de Scheemder Courant publiceert:
“Ik vlucht naar het dorpje ‘t Waar. Niet vermoeden kon ik dat juist daar de strijd zou ontbranden en Hoogezand zonder slag of stoot bevrijd zou worden.”
Hij maakt de tragische dood van een jongetje mee en dat brengt hem danig van zijn stuk:
“Wat ik zie is verschrikkelijk. Het kind dat misschien tien jaar oud is heeft een dik stuk hout midden in het voorhoofd. Dit kind valt niet meer te redden. Hier sta ik tegen de onmenschelijke wreedheid van de oorlog. Ik neem de handjes in de mijne en zeg zachte, troostende woorden. Ik sta radeloos. Ik moet mij beheerschen, zou echter het liefst willen huilen….Oorlog is dit! Oorlog zoals niemand die dit niet heeft meegemaakt, het zich kan indenken…”
Het is hem zwaar te moede als hij tot slot concludeert:
“Ik wend mij af. Ik kan het niet langer aanzien. De wereld kon zoo goed zijn en wat hebben de menschen ervan gemaakt. De oorlogsvlam is over de geheele aardbol geslagen en maakt dat de menschen als verscheurende dieren tegenover elkaar staan.”
Twee dagen na de dood van de bevrijders moet op last van burgemeester Cleveringa het dorp Nieuwolda evacueren en begint voor de bewoners een trektocht in het ongewisse. Een deel zwermt uit via de polders naar Termunten en Midwolda, anderen kiezen voor een uitweg naar Siddeburen en zo verder.
Lees over de tocht door de polders het dagboek van Trijntje Boven, beschreven in het boek Dorp in oorlogstijd.
Bronnen
- Memento Kazimierz Zalcer & Jan Dobras, Dietert Grimmius, 1998
- Tussen ’t Zieldaip en ’t Grootmoar. Commissie Fotoboek Nieuw-Scheemda/’t Waar, 1985
- “Maar verder is hier niks gebeurd..”. J. Bakker 1995