Nog steeds duiken nieuwe verhalen op.

Nadat Wies Duut uit Wijchen het boek ‘Dorp in oorlogstijd gelezen had, nam ze contact op met Cees Stolk. Ze vertelde over haar vader, Hanno Duut, die politieman was in Nieuwolda tijdens de bezettingsjaren.

Hij rechtte de rug en werkte samen met het verzet. Graag geven we op deze website een plek aan de herinneringen van zijn dochter.

Door Cees Stolk
Maart 2023/Update september 2023

De goede politieman Hanno Duut

“Mijn vader heeft broers helpen te ontsnappen.”

Als de oorlog voorbij is, schetst Wies Duut (10 mei 1937) hoe zij als kind van acht jaar die jaren beleefd heeft. ’’Ik tekende alleen maar tanks met geweerlopen. En vliegtuigen in de lucht die bommen naar beneden werpen. Ik herinner me niet dat ik bang ben geweest. Ik vond de oorlog eerder spannend dan angstig. Bijzonder, hè. Als kind kijk je toch met andere ogen.’’

Haar herinneringen schrijft zij op verzoek op en zet daar boven: ‘Ode aan mijn vader’. Wies is de enige dochter van wachtcommandant Hanno Duut (1908-1996) die samen met zijn ’baas’ Piet Fokkens en nog twee agenten de politiepost in Nieuwolda bemant. “Duut was goed, Fokkens niet”, verzekert Arnold van Dockum, zoon van verzetsman Lex van Dockum. 

Het Oorlogs- en Verzetscentrum Groningen (OVCG) beaamt dat want in hun archief zit een verzetskaart op zijn naam met daarbij de volgende aantekening: “Duut heeft aan ingesloten arrestanten hamer en beitel verstrekt waardoor zij konden uitbreken. Werkte samen met het verzet.”

Politieman Hanno Duut

Duut’s broer Jan doet ook een duit in het zakje. Hij is ambtenaar op de secretarie in Finsterwolde en verstrekt illegaal bonkaarten aan onderduikers. Hij werkt samen met de verzetsgroep van ds. Bastiaan Jan Ader uit Drieborg en Cornelis Gerrit Wiegers, adjudant bij de marechaussee in Finsterwolde.

‘Mijn vader hielp twee gevangenen ontsnappen’

Hanno Duut (Finsterwolder van geboorte) verhuist in 1943 van Noordbroek naar Nieuwolda. Hij bewoont met vrouw en dochter de linkervleugel van de oude marechausseekazerne in Nieuwolda;  Fokkens met vrouw en twee dochters de rechterhelft. De kazerne is na de oorlog afgebroken. Een ‘blindganger’ (niet-ontplofte bom) slaat een enorm gat in het dak. Wat vernield is in de oorlog, wordt met de grond gelijkgemaakt en niet meer herbouwd.

Het moet voor het gezin Duut een bizar samenwonen geweest zijn met collega Fokkens. Immers, Pieter Fokkens, de baas van Hanno Duut, is NSB-gezind, evenals zijn vrouw maar hij is niet zó fanatiek dat hij zijn collega verraadt als deze twee Wagenborgers helpt te ontvluchten, de gebroeders Douwe en Paulus Medema.

Wies: “Mijn vader heeft die twee samen in één cel gestopt waarvan hij wist dat de muur niet zo stevig was. Met een messenslijper heeft mijn vader ’s nachts van buitenaf de muur een zetje gegeven. De rest moesten ze zelf met het houten meubilair doen. De volgende morgen waren de vogels gevlogen.

—> Lees verder onder de foto.

De marechausseekazerne in Nieuwolda voor de oorlog.

In het boek Kroniek van de bevrijding van Wagenborgen van 16 tot 24 april (W. P. Huisman, uitgave J.D. van der Veen Winschoten, herfst 1945) wordt die ontsnapping minutieus beschreven.

De twee arrestanten worden na handhandig verhoor des avonds geboeid naar Nieuwolda gebracht, begeleid door NSB-burgemeester Th. H. Ooms, een landwachter uit Winschoten en de plaatselijke marechaussee Van der Velde. De landwachter lukt het niet de twee aan elkaar te knopen waarop Van der Velde hen losjes aan elkaar knoopt. Beiden moeten, zo beveelt de burgemeester, na een nachtje cel, de volgende dag naar de Duitse commandant in Termunten worden gebracht.

Als de NSB-burgemeester weg is en ook de andere twee hun biezen pakken, trekt Duut de celdeur open en zegt volgens het verslag: “Kom er eens even uit. Dan kunnen we eerst eens even kennis maken. Wat is me dat voor een rommel in Wagenborgen.”

De broers vertellen dat ze gepakt zijn op verdenking van ondergrondse activiteiten en vragen welke straf hen nu wacht. “Borkum wellicht.” suggereert Duuts collega E. J. Eeckelaert die om half één ’s nachts arriveert. Eecklelaert staat ook aan de goede kant, weet Duut.

Het verslag vervolgt: “De twee mopperden wat op de rotmoffen en keken eens bedenkelijk naar de zolder en dachten dat die misschien wel vermolmd was. Er stond een driepoot in de cel. Men brak er een poot onder weg en stootte eens flink tegen de zolder, die echter nog sterker bleek dan gedacht. De aandacht viel toen op het muurtje naast de deur… Er zaten hier en daar al scheuren in en ’t was maar een halfsteens muurtje. Paulus had nog een drevel bij zich. Hij probeerde het muurtje eens. De politie lichtte wat bij. De marechaussees vonden nog een houtschroevendraaier. Weldra staken zij dwars door de muur heen. Duut zei: “Nou is ’t mooi genoeg. Wij gaan naar bed. Als jullie morgen weg zijn, zien wij het wel. Welterusten!”

Door te wrikken weten de Wagenborgers een gat in de muur te forceren en kruipen naar buiten. De marechaussees zijn zo vriendelijk geweest de buitendeur niet op slot te doen. Het tweetal zoekt in de omgeving onderdak en zijn wel zo kien dat zij geen voetafdrukken achterlaten op de verharde weg. Langs de berm sluipen zij als schimmen in het duister het dorp uit, de inktzwarte nacht tegemoet.

Koeltjes eindigt het verslag van de ontsnapping: “Die zaterdagmorgen belde Duut op naar de Duitse Kommandant in Termunten en deelde mee dat de arrestanten ’s nachts waren ontvlucht. De Duitse Kommandant, de burgemeester, de landwacht en de SD kwamen er samen op af en beide marechaussees ondergingen een scherp verhoor. Maar ze speelden hun rol goed. Het was laat geworden en ze hadden vast geslapen. Ze hadden niets gehoord, zeiden ze. Niets!”

“Hulde aan zulke politiemannen.” zo eindigt W.P. Huisman zijn weergave.

Rijksveldwachter H. Duut (1934)
Rijksveldwachter H. Duut (1934)

Volgens de dochter van wachtcommandant Hanno Duut heeft de foute collega van haar vader hem de hand boven het hoofd gehouden. “De Duitsers zagen mijn vader als hoofdschuldige bij die ontsnapping. Gelukkig nam Fokkens het voor hem op. Hij zei tegen de Duitsers: “Nee, dat heeft Duut niet gedaan.” Het is voor een deel aan Fokkens te danken dat mijn vader 88 jaar is geworden. Anders was hij toen wellicht afgevoerd. En wie weet wat er dan gebeurd zou zijn.”

Fokkens heeft echter ook een andere kant. Hij arresteert verzetsman Lex van Dockum en zorgt ervoor dat hij terecht komt in het gevreesde kamp Amersfoort. Ternauwernood overleeft de landbouwer de verschrikkingen daar en keert getraumatiseerd terug.

De Engelse ziekte

Voor Duut die absoluut geen nazisympathieën heeft moet het eieren lopen geweest zijn in die oorlogsjaren. Fokkens vrouw verweet hem eens: “Duut, jij hebt last van de Engelse ziekte.” Waarop Duut ontwijkend antwoordde: “Wanneer ik zeg wat ik nu denk, zit ik binnenkort in het kamp.” Ook Duut’s vrouw kapittelde zij toen zij thuis zat te spinnen. Wies: “Dat mocht kennelijk niet in de oorlog. Zij wees mijn moeder terecht maar die trok zich er niets van aan. ‘Ach, zei ze, je mag zoveel niet.’ En kennelijk was toen de kous af.”

Volgens dochter Wies had haar vader een sterk rechtvaardigheidsgevoel. “Hij kon niet tegen onrecht en hielp het verzet een handje.” Als zijn dochter hem na de oorlog vraagt waarom hij bij de ondergrondse ging, antwoordt hij nuchter: “Ik vond dat wel een beetje avontuurlijk.”

Achteraf gezien een tikje branieachtig. Immers, zijn rol in die bezettingsjaren is niet gering, zo blijkt uit de dankbetuigingen van verzetsmannen van het eerste uur: landbouwer Lex van Dockum, landbouwer Piet Lindenbergh, postkantoorhouder Albert van der Veen, meester De Boer en politieman Eeckelaert. Zij verblijden hem met twee boeken ‘Hoe Groningen streed’ en ‘Mensen
met sterren’
 van Josef Cohen. Bij het begeleidend briefje staat de regel: ‘Ter herinnering aan de bezettingstijd en uit dankbaarheid voor de betoonde vriendschap.’ (11 nov. 1947)

—> Lees verder onder de foto’s.

Hanno Duut kreeg in 1947 als dank de boeken 'Mensen met sterren' en 'Hoe Groningen streed' van de verzetstrijders uit Nieuwolda.
Hanno Duut kreeg in 1947 als dank de boeken 'Mensen met sterren' en 'Hoe Groningen streed' van de verzetstrijders uit Nieuwolda.
Op het begeleidende briefje staat 'Ter herinnering aan de bezettingstijd en uit dankbaarheid voor de betoonde vriendschap.' Nieuwolda, 11 nov. 1947
Op het begeleidende briefje staat 'Ter herinnering aan de bezettingstijd en uit dankbaarheid voor de betoonde vriendschap.' Nieuwolda, 11 nov. 1947

‘Schiet ze maar dood’

De naam van Berend Klaas Bosma, ook verzetsheld, ontbreekt op het briefje. Door verraad is de gereformeerde landbouwer vlak voor de bevrijding opgepakt en 8 april 1945 gefusilleerd in de bossen van Anloo. Voor Duut en dus ook voor zijn dochter Wiesje een pijnlijke herinnering. Want, zo weet zij: “Als mijn vader hoorde dat de Duitsers ergens een inval zouden doen, fietste hij langs
het huis en als er dan iemand in de tuin was, liet hij terloops vallen dat hij ’s middags langs zou komen. In feite waarschuwde hij die persoon. Het is een keer gebeurd dat hij iemand op die manier ook zo gewaarschuwd had maar die persoon reageerde niet op die waarschuwing en is later opgepakt.”

Heel triest voor haar en haar vader is de herinnering aan Bosma, zegt zij. “De Duitsers hadden hem op het oog. Bosma zat ondergedoken maar wilde graag naar vrouw en kinderen toe want hij had heimwee. Mijn vader heeft hem dat met klem afgeraden. Ze hebben jou in de gaten, drukte hij hem op het hart. Maar Bosma ging toch met dat trieste gevolg.”

Uit de overlevering van haar vader weet zij nog: “Mijn vader gaf Bosma voor de zekerheid nog een pistool mee met de boodschap: ‘Schiet ze maar dood’. Dat heeft ie niet kunnen of willen gebruiken. Dat pistool is later ergens in de schuur teruggevonden.”

"Ik herinner me een colonne Duitse soldaten met voertuigen en een hondje. Dat was van de beruchte Duitse generaal Christiansen geweest."
Wies Duut, dochter van de politieman, vertelt.

Een Duits hondje

Tegen het einde van oorlog overkomt Wies Duut nog iets verzachtends bij al die ellende: de komst van een Duits hondje, de Engelse (!) foxterriër Loekie. Ze vertelt: “Ik herinner me een colonne Duitse soldaten met voertuigen en een hondje. Dat was van de beruchte Duitse generaal Christiansen geweest.”

[Christiansen gaf in 1944 opdracht tot een razzia onder de bevolking van Putten, waarbij 601 mannen werden afgevoerd; slechts 48 keerden terug uit concentratiekampen. Red.]

“De Duitsers wilden die hond graag kwijt en boden hem slager Koop Keizer aan. Maar die wilde hem niet. Mijn vader vond het geen bezwaar. Ik was enorm blij met dat hondje. Ik was gek op dieren. Later kreeg ik ook nog twee katten. Ik had geen broertje of zusje om mee te spelen. Maar zo kreeg ik er een speelkameraadje bij.”

Loekie is bij de overplaatsing van Duut in 1948 naar Westerbork mee verhuisd met de familie en daar gestorven.

Neefje Hans met de hond van Wies Duut, Loekie.
Neefje Hans met de hond van Wies Duut, Loekie.